Op een buitenlandse website kwam ik een beschrijving tegen van de molens bij Kinderdijk en ik realiseerde me dat ik daar nog nooit was geweest. Terwijl het toch Unesco werelderfgoed is. Tijd om dit goed te maken. Eén keer per jaar zijn de molens een week lang ’s avonds verlicht en dat leek mij een mooie gelegenheid er naar toe te gaan en te proberen wat foto’s te maken. Het probleem is natuurlijk dat als je eerste bezoek ’s avonds is, je niet weet waar je moet staan en wat de mooiste fotolocaties zijn. Dat betekent dus eerst maar een verkenningsreisje. Op vrijdag met S. naar Kinderdijk.
Kaart Kinderdijk
Kinderdijk ligt in de Alblasserwaard, een polder ingeklemd tussen Lek en de Noord. Er staan 19 molens, 2 x 8 in twee molengangen (daarover straks meer) en 3 losse, een wipmolen “De Blokker” (bovenhuis met staart draaibaar, dus niet alleen de Kap) de Lage Molen en de Hoge Molen. De 16 van de twee molentochten zijn allemaal gebouwd rond 1738 – 1740. U herinnert zich van school vast nog wel Floris V, graaf van Holland. Hij was het die in 1277 inzag, dat als Holland effectief de Polders wilden beheren er een individueel belang overstijgend bestuursorgaan moest komen, liefst ook nog min of meer democratisch gekozen. (waarbij boeren later een vaste zetel kregen, de z.g. geborgde zetels, medeoorzaak van het huidige probleem van de huidige lage waterstanden). Dat werden dus de waterschappen en waar de waterschappen van de Alblasserwaard onder de eersten waren. De twee rijen molens werden dus gebouwd door het waterschap Overwaard en het waterschap Nederwaard.
Die molens moesten het water uit de Alblasserwaard wegpompen. Dat gebeurden in twee etappes. Eerst werd het water ongeveer 1.40 omhoog gepompt naar wateropvang, een z.g. Boezem. De twee molengangen in Kinderdijk pompen hun water naar de Boezem van de Overwaard en de Boezem van de Nederwaard. De individuele molens worden dan ook geïdentificeerd met Overwaard #3 of Nederwaard #5. Daarna wordt het water weggepompt naar de Lek.
Kinderdijk, Nederwaard #6
De vrijdag werd een verkenningstochtje. Het was aardig bewolkt, dus ideaal fotografen weer. Geen statief of zo mee, wat plaatjes uit de hand. Zelfs met een eigen Ruysdael-momentje, een prachtige Nederlandse lucht.
Kinderdijk, mooie Ruysdael lucht, hier Nederwaard #6
De stand van de wieken. U hebt vast wel eens gehoord dat de stand van de wieken een betekenis hebben. Hier heel beknopt. Als de wieken min of meer loodrecht staan heet dat de korte ruststand. De molen is bedrijfsklaar en kan zo weer aan de slag. De wieken van een molen draaien tegen de klok in. Als de meest lage wiek links van het midden voor de molen staat: Vreugdestand bv bij de geboorte van een Kind. Als je voor de molen staat en de meest lage wiek staat rechts voor de molen is dat de Rouwstand. Tenslotte de lange ruststand, als bv de molen gerepareerd moet worden, de wieken staan dan in een symmetrisch kruis.
We hadden de auto neergezet bij de Molenkade. De Molens van Kinderdijk staan aan openbaar toegankelijke wegen (niet voor auto, wel voor fietsers en voetgangers) en er is geen ‘entreegeld’ Er is wel een soort logische ingang bij de Molenstraat / Lekdijk, met een parkeerterrein en toegang tot het Kinderdijkmuseum. Wij stonden echter bij de Molenkade, waar je ongeveer 1 km loopt naar een bruggetje waar je het mooiste uitzicht hebt.
Vandaaruit nog wat rondgelopen en toen door naar de Lekdijk, waar we heerlijk geluncht hebben bij Grand Café “Buena Vista”, een lekkere Uitsmijter en goede koffie.
Toen op maandag terug met mijn fotovriendin. Ondanks de vele files onderweg waren we flink vroeg. De verwachting was, dat het erg druk zou zijn, maar dat viel gelukkig mee. De plek die ik op vrijdag had bepaald was nog beschikbaar. Het is op de plaats waar je vijf Molens van de Overwaard mooi op rij hebt. De ultieme plek is een klein steigertje, maar die was al bezet. Nadat we onze spullen hadden neergezet begon het wachten. Een langzaam maar zeker werd het donkerder. En rond acht uur ging de verlichting aan. Eerst ging dat nog op in het daglicht, maar langzaam maar zeker kwam de verlichting beter tot zijn recht. Het wachten was op het z.g. Blauwe uurtje dat overigens slechts 30 minuten duurt, een periode waarin de hemel mooi blauw is en natuurlijke en kunstmatige verlichting mooi in evenwicht is. Het werd allengs drukker en de fotografen stelden zich in een mooi rijtje op.
Kinderdijk, Kijkrichting Overwaard, met molens Overwaard 5 t/m 9
Rond kwart voor negen werd het magische moment bereikt en kon ik de foto’s maken die ik in gedachten had.
Kinderdijk, hier de Molens Overwaard 5 t/m 9 in feestverlichting
Daarna werd het snel donkerder en was het mooie licht verdwenen . Nog even wat rondgelopen en gelukkig bood de bewolkte avondlucht nog wat mooie mogelijkheden.
Nog wat extra fotos gemaakt, maar het mooie licht was verdwenen
Rond half tien was het wel uit met de pret en konden we voldaan terug naar Badhoevedorp.
Deze molentocht smaakte naar meer, we hebben vlak in de buurt de Zaanse Schans, dus dat wordt het volgende fotoavontuur. Er zijn wel een paar fundamentele verschillen. Zo is de Zaanse Schans meer een soort openluchtmuseum. De molens zijn in het merendeel van elders naar hier verhuisd. Ook is het soort molens anders, bij de Zaanse Schans zijn het meer “Industriële” molens, een houtzaagmolen, een verfmolen etc. waar het bij Kinderdijk allemaal molens zijn met die zorgen voor het waterbeheer. Maar over de Zaanse Schans later meer. Nu hadden we een heel goed gevoel over Kinderdijk en we gaan zeker nog wel eens terug
Je hebt als Natuurfotograaf altijd wat lastige soorten. Bij de Orchideeën zijn dat de Rietorchissen en soortgelijken. Niet uit elkaar te houden. En ze kruisen onderling ook nog. Bij de libellen zijn dat de blauwe juffers en de heidelibellen. Misschien bent u helemaal niet geïnteresseerd in het uit elkaar houden van de heidelibellen, maar als u dat wel bent, dan hier een kleine poging u wat op weg te helpen. Gelukkig kruisen heidelibellen onderling niet, maar de variaties zijn toch aardig groot, jonge mannetje, uitgekleurd vrouwtje noem maar op.
Naamgeving van de Libellen is ook zoiets (een dingetje zoals dat tegenwoordig heet), De Bloedrode, bijvoorbeeld is soms rood, soms geel. Daar heb je niet veel aan. De Bruinrode, die in het Engels “Common Darter” heet, is wel een beetje bruin, maar soms ook geel. De Steenrode dan, die dan weer in het Duits “Gemeine Heidelibelle” heet heeft vaak dezelfde kleuren als de Bruinrode. Ja, als ik de namen mocht geven zou het er toch wat anders uitzien. Er is er maar een met geheel zwarte poten, mannetje zowel als vrouwtje, waarom noemen we die dan niet de Zwartpoot Heidelibel”?
Maar hier gewoon eerst maar even de 4 moeilijkste soorten die u waarschijnlijk het meest tegenkomt.
Ik ga er vanuit dat u wel de soort “Heidelibel” kunt herkennen. Dan de eerste vraag. Heeft hij volledig zwarte poten? Dan vraag twee: Maakt de libel een zwarte indruk. Het mannetje vrijwel geheel zwart, het vrouwtje een flink gedeelte van de zijkant zwart. Loopt er ook een dikke zwarte band over het borststuk met daarin drie opvallen gele vlekken. Dan hebben we de Zwarte Heidelibel te pakken
Zwarte heidelibel, let op de drie vlekjes in het zwarte vlak op het borststuk. Hier een vrouwtje
Even terug naar de eerste vraag, heeft de libel uniform zwarte poten, en is het niet de Zwarte Heidelibel als hierboven beschreven? Mooi, dan is het de Bloedrode Heidelibel. Mannetje mooi rood, vrouwtje meer gelig. Zo dat was nummer twee.
Bloedrode heidelibellen, Man en Vrouw volledig zwarte poten.
Bloedrode heidelibel, Vrouw
Bloedrode heidelibel, Man
Dan de bruinrode en de steenrode. Oei die lijken op elkaar. Nu moeten we naar de kop kijken. Een beetje schuin van de zijkant. Tussen snuit en ogen zit een zwart vlak. Loopt dat door langs de zijkant van de snuit. (je zou het een hangsnor kunnen noemen). Als die doorloopt is het de Steenrode. Als de zwarte vlek niet doorloopt is het de bruinrode. Dus eigenlijk zou je de Steenrode de besnorde heidelibel moeten noemen. Nou, nu heb je eigenlijk de vier meest voorkomende te pakken. En ook mijn eigen ezelsbruggetje: twee keer S: Snorremans = Steenrode.
Bruinrode heidelibel, onbesnord. Dat zie je hier niet zo goed, maar wel waarom hij Bruinrood heet. Overigens heet deze in het engels de gewone “Common Darter”
Bruinrode heidelibel, onbesnord.
Steenrode heidelibel – Snorremans. Deze heet in het Duits juist weer de gewone: “Gemeine Heidelibel” en in het engels “Moustached Darter”
Steenrode heidelibel – Snorremans.
Er zijn er nog een aantal die je waarschijnlijk minder vaak tot zelden tegenkomt. Allereerst de Zwervende heidelibel. Als de ogen aan de onderzijde Blauwgrijs zijn, voilà de Zwervende.
Zwervende heidelibel, Blauwgrijze onderkant van de ogen
Dan de Bandheidelibel. Daarvan heb ik (nog) geen foto, maar dat komt. Niet te missen, met een duidelijke geel/bruine band over de vleugels. Tamelijk zeldzaam, zeker hier in het Westen.
Ten slotte de laatste, de Zuidelijke, een echte zeldzaamheid. Een bijna volledig geel borststuk, bijna zonder zwarte strepen en met een klein cirkeltje midden-onder het borststuk.
Zuidelijke heidelibel, cirkeltje midden in het verder vrijwel egale gele borststuk.
Dus, als u het volgende lijstje meeneemt op uw wandeling, maakt u op uw medewandelaar de indruk een uitstekende libellenkenner te zijn. De oh’s en ah’s zullen niet van de lucht zijn en uw maakt een onuitwisbare indruk…… En als u het niet weet roept u dat hij/zij nog niet uitgekleurd is, doet het ook altijd goed.
Zwarte poten en bijna Zwart met drie gele vlekken op borststuk: De Zwarte Heidelibel
Zwarte poten: Bloedrode heidelibel
Bruinig, besnord: Steenrode Heidelibel
Bruinig en onbesnord: Bruinrode Heidelibel
Blauwgrijze onderzijde van ogen: Zwervende heidelibel
Geel borststuk met een cirkeltje: Zuidelijke heidelibel
Geelbruine strepen over de vleugels: Bandheidelibel.
Zwarte Stern, zwarte borst en lijf, witte stuit, grijze vleugels
De Zwarte Stern (Chlidonias nigra, Black Tern, , Guifette noire, Trauer-Seeschwalbe) is een van de acht Stern-soorten die in Nederland voorkomen. De Zwarte Stern staat sinds 2004 op de rode lijst, dat wil zeggen sterk bedreigd. Het aantal broedparen was in de jaren vijftig nog in de tienduizenden, inmiddels ligt dat rond de 1000. De Zwarte Stern is een zoetwater moerasvogel, nestelt in kleine kolonies en maakt zijn nest op Krabbenscheer. De teruggang van deze Stern gaat gelijk op met het verdwijnen van Krabbenscheer. Om toch nestgelegenheid te bieden worden er kunstmatige vlotjes in bepaalde gebieden neergelegd en de Stern maakt daar dan gebruik van om te nestelen.
Kunstmatige vlotjes in plaats van het schaarse Krabbenscheer en kleine kolonies
Half april komen de Zwarte Sterns op hun reis naar de broedgebieden in Europa door Nederland. Een deel blijft hier achter om hier te broeden. Er worden 2 a 3 eieren gelegd die na ongeveer 20 dagen uitkomen.
Hier drie kuikens in het nest
De Zwarte Stern voedt zich met kleine visjes (bv Spiering), Vliegende insecten en regenwormen. Hierbij laag over het water gescheerd en bv libellen uit de lucht geplukt. Of worden kleine visjes net onder het wateroppervlak vandaan gehaald.
Zwarte-Stern-vissend
Half oktober is het feest dan weer voorbij en vliegen de Zwarte Sterns terug naar hun overwinteringsgebied in West-afrika.
Bij Wilnis is een gebiedje waar een aantal kunstmatige vlotjes is neergelegd om ze nestgelegenheid te bieden. In een slootje zijn de vlotjes voorzien van een draadhekwerk om de ganzen te beletten op de vlotjes te gaan zitten. In een andere sloot hebben de vlotjes niet zo’n hekwerkje. De vlotjes met zijn duidelijk populairder. Toen ik er was waren de vlotjes met allemaal bezet, de vlotjes zonder niet allemaal.
Zwarte-Stern-vlot-met-hek
Het is een mooi gezicht de Sterns af en aan te zien vliegen om hun jongen te voeren. Duidelijk te onderscheiden is waarmee ze thuiskomen. Een vlinder, een libel of een klein visje. Het blijft wel een uitdaging om in de rommelige omgeving een mooie foto te maken en naarmate de dag vorderde werden de contrasten door het felle zonlicht ook steeds sterker, dus om een uur of drie was het wel gedaan met het fotograferen. Maar toch weer een mooie ervaring rijker.
Vorig jaar had ik een aardige verzameling opgebouwd van foto’s van Nederlandse Wilde Orchideeën. De meeste foto’s zijn genomen in Noordholland. Ik was van plan mijn actie-radius wat uit te breiden, om ook soorten te fotograferen die hier in de omgeving niet of zelden voorkomen. Helaas kwam daar het nodige tussen. Zo kon geen tripje maken naar Zeeland, en ook het Gerendal in Limburg is onbereikbaar, temeer daar Staatsbosbeheer het dal heeft afgesloten om de bekende reden. Dus restte mij toch weer mijn eigen omgeving. Nu is dat geen straf, er zijn hier prachtige gebieden. Berkheide en Meijendel bij Wassenaar, het Naardermeer en het Kennemerstrand. Hierbij wat impressies van wat ik hier, tweede helft van mei heb aangetroffen. En het seizoen moet eigenlijk nog beginnen.
Steenrode orchis
Eerst Berkheide. Enige tijd terug is in Nederland de Steenrode orchis aangetroffen. Toen dat bekend werd reageerden een aantal mensen met de mededeling dat er ook een populatie staat in Meijndel en in Berkheide. De locatie kregen wij door van een bevriend natuurforser. Hij was er zelf een week eerder geweest, maar alleen nog wat bladrozetten. Wij vonden een week later wel een flink aantal bloeiende exemplaren. Het is een ondersoort van de Vleeskleurige orchis. En het kenmerkende verschil is de duidelijk donkerpaarse kleur.
Vleeskleurige Orchis, Meijendell
Dan het Kennemerstrand. Ik ben er twee keer geweest begin mei. Eerst rond 8 mei en vervolgens nog eens anderhalve week later. De eerste keer was er totaal niets te zien. Nog geen omhooggeschoten sprietje van de gele Ratelaar. Laat staan bladrozetten (van de bijenorchis moeten ze er wel geweest zijn, die overwinteren, maar heb ik dus gemist). De twee keer kleine rozetjes, dus een belofte.
Dit keer (29 mei) was het overheersend geel van de Ratelaar met ook al heel veel Rietorchissen er tussendoor. Dat is toch relatief vroeg, beging Juni is de ‘officiële tijd’, net ietsje later dan eind mei. Maar ze stonden er. Nu laat de orchideeën maar komen, ik heb er zin in.
Rietorchis, Kennemerstrand
Na goed zoeken ook nog de Bijenorchis, ook pas aan het begin van zijn bloeitijd. Van veel exemplaren waren de knoppen nog niet open, van deze hier alleen de onderste bloem en aan de helmknopjes te zien, nog niet bestoven.
Bijenorchis, Kennemerstrand
Groenknolorchis, Kennemerstrand
Tenslotte nog een onverwacht genoegen, de Groenknolorchis. Een onooglijk plantje, als je je wijsvinger opsteekt, zo groot is ook deze orchidee. En nauwelijks zichtbaar. De twee die ik hier op de foto heb gezet waren toen ik terugliep al niet meer te vinden.
Nou laat de orchideeën maar komen, ik heb er weer zin in.
Bluekelchen of Blue Throat zo noemen onze buren deze vogel, oftewel Een Blauw Keeltje. Wij noemen hem of haar echter een Blauwborst. Nou ja, kijk zelf maar. Het is een van de meest kleurrijke vogeltjes in Nederland en erg geliefd bij Natuurfotografen. Als ze in het voorjaar terugkeren van hun wintergebieden rond de Middellandse Zee trekken de fotografen er op uit. Maar het valt nog niet mee om meneer Blauwborst goed op de foto te krijgen. Ja Meneer Blauwborst want Mevrouw is veel minder kleurrijk. De Blauwe Borst (of Keel) ontbreekt bij haar.
Ik zal u niet vermoeien met bijzonderheden over voeding of leefwijze, als u wilt kunt u dat goed nalezen op Wikipedia of bij de website van de Vogelbescherming.
Voor mij was het de eerste keer dat ik er weer eens op uit trok. Nadat het Coronavirus in Nederland aan zijn intocht was begonnen, had ik geen lust meer er op uit te trekken. Echter na twee maanden begon het toch weer te kriebelen. We praktiseren nog steeds Social Distancing, maar de Natuur in kan natuurlijk wel.
Na een dagje geduldig geweest te zijn, allerlei instellingen uitgeprobeerd te hebben, verschillende plekken bezocht was afgelopen Dinsdag het aha moment daar. Een mooi vliegbeeld van deze bijzondere vogel.
Ik hoop hiermee mijn voorjaarsimpasse te hebben doorbroken. Ik ga er de komende tijd zeker weer opuit. Hopelijk met mooie platen tot gevolg. Tot ziens op mijn website.