Na enthousiaste verhalen van leden van de IVN fotowerkgroep hadden we besloten naar de Extremadura op vakantie te gaan. De Finca Los Abubillas van Elly Schippers en Gertjan de Zoete werd ons speciaal aangeraden.
Dus hadden we daar een bungalow geboekt van 16 mei tot 25 mei en daarna nog een weekje Spaanse kust. De Extremadura is ongeveer het geografisch midden van Spanje, zo’n 200 kilometer ten zuiden van Madrid. We zaten in de buurt van Trujillo en Cáceres, twee behoorlijke steden.
Het plaatsje waar wij vlakbij zaten was Jaraicejo, een slaperig Spaans dorpje met een kleine supermarkt, enkele cafeetjes en een over-gedimensioneerde kerk.
De Extremadura is een vogelparadijs. Dat heeft paradoxaal genoeg, te maken met het feit dat de bodem nogal arm is. Lange tijd terug (hoe lang is onderwerp van discussie), was het een bebost landschap. De bomen zijn gerooid en wat er over bleef was arme grond, die zich niet goed leent voor extensief gebruik. Je kunt er vier landschapstypen onderscheiden: Steppes, bijvoorbeeld de vlakte tussen Cáceres en Trujillo.
Dan Dehesa, een soort weidelandschap, maar dan doorspikkeld met steeneiken en kurkeiken.
Berglandschap, bijvoorbeeld in het Noorden het nationaal park Monfrague.
En dan tenslotte een vierde, wat bijzonder landschapstype, het gebied rond het Arrocampo stuwmeer, dat is bijzonder doordat het water gebruikt wordt voor de koeling van de kerncentrale die hier ligt. Het water is daardoor wat warmer en is een paradijs voor watervogels die verder in de Extremadura niet of nauwelijks voorkomen.
De steppen worden met rust gelaten omdat ze zich niet lenen tot landbouw of veeteelt. In het berggebied van het Nationaal Park Monfrague is geëxperimenteerd met de bosbouw van Eucalyptusbomen. Doordat die buitengewoon veel water aan de grond en omgeving onttrokken is dit experiment snel weer gestopt en de zijn de eucalyptussen gerooid. Tenslotte dan de Dehesa, dat kent wel wat gebruik, maar ook weer door de arme grond zeer extensief. Er is een cyclus van ongeveer vier jaar, waarin eerst Graan wordt verbouwd, dan als dat is geoogst blijft er weidegebied achter, daarin ontstaat dan laag struikgewas dat vervolgens weer wordt gerooid en graan gezaaid. Als er geen graan wordt verbouwd, grazen er kleine kuddes vee, bijvoorbeeld koeien, vechtstieren of Iberico varkens. Het systeem staat zoals bijna gebruikelijk, onder druk door allerlei redenen.
Ook voor een niet ervaren vogelaar is de Extremadura interessant. Ik kan niet alle vogels op naam brengen, maar heb zeker een aantal heel interessante soorten gezien. Maar ook buiten het vogelen is de Extremadura een mooi gebied. Er zijn o.a. sporen te vinden van de Romeinen, de Visigoten, en de Moren.
Onze uitgangsplek lag relatief dichtbij Trujillo. Een stand van ongeveer 10.000 inwoners, die in de Romeinse tijd Turgaliuum heette.
Het was ook een vesting in de Moorse tijd, de Alcazaba is hiervan een mooi voorbeeld.
Trujillo is ook de geboorte plaats van een aantal conquistadores. De belangrijkste hiervan is Pizarro, die rond 1535 het Incarijk ontdekte aan de westkant van Zuid-Amerika in wat nu grofweg Equador en Peru is. Een standbeeld van hem staat op de Plaza Mayor en zijn geboortehuis is nu een museum.
Het beeld is betaald door een Amerikaanse, die echter wel als voorwaarde had gesteld dat het een beeld zou worden van een grote man. De echte Pizarro was namelijk een klein onooglijk mannetje en daarvoor wilde ze niet betalen. Het Plaza Mayor schijnt een van de mooiste te zijn van Spanje. Veel heb ik er niet gezien, maar deze Plaza Mayor is inderdaad een hele mooie.
Een andere mooie stad waar we relatief dichtbij zaten was Cáceres. De binnenstad hier is Unesco wereld erfgoed.
De muren rond de oude binnenstad met een aantal poorten zijn nog helemaal intact en ook de binnenstad is vrijwel volledig bewaard gebleven. Het Casa de las Veletas is nu het belangrijkste (Provinciale) museum van de streek. In de kelder vindt je er nog een Ajibe (cisterne) uit de Moorse tijd.
Jaraicejo, onze verblijfplaats is een klein dorpje met nauwelijks voorzieningen. De kerk is overgedimensioneerd voor zo’s dorpje. Dit komt doordat de bisschop van Plasencia de bouw van deze kerk als een prestige-project beschouwde.
Jaraicejo lag vroeger langs de belangrijkste weg door de Extremadura, de N-V. Deze weg ligt er gedeeltelijk nog wel, maar is niet meer in gebruik. Hij stopt midden in de velden ten zuiden van Jaraicejo. In het noorden loopt hij nog wel door tot ongeveer Almaraz. Het is de moeite waard deze weg te nemen als je naar Arrocampo gaat, onderweg wordt je dan getrakteerd op een prachtig vergezicht over de vlakte van Arrocampo met de twee koepels van de kerncentrale en de bergen van de Sierra de Gredos in het noorden.
Als je de weg naar het zuiden neemt, kom je voorbij een mooie plek met drie bruggen.
De eerste is middeleeuws met het bisschoppelijke wapen.
De brug is speciaal aangelegd tbv de Bisschop van Plasencia (ja dezelfde) om hem de gelegenheid te geven de dorpen en steden in zijn gebied te bezoeken. De tweede is dus die van de weg waarop je rijdt, de oude N-V en dan tenslotte iets verder de nieuwe A5. Allemaal overbruggen ze dus de Rio Almonte die hier heel mooi is, met waterranonkel en badende koeien. Met bijeneters op de elektriciteitsdraden .
De vogelroutes.
Allereerst natuurlijk het hoogtepunt van iedere vogelreis naar de Extremadura, het Nationaal Park Monfrague. Een berggebied waar de rivieren de Taag en de Tiètar samenkomen.
Vanuit Jaraicejo neem je de saaie EX385 en dan de EX208 tot bij Torrejon el Rubio daar wordt de weg wat bochtiger en wat spannender. Na een aantal mooie bochten met uitzicht kom je bij de parkeerplaats aan de voet van het kasteel van Monfrague. Midden op de dag, flink heet, rugzak op en gaan. Na een paar honderd meter te hebben geklommen, bedacht ik dat dit toch wel wat veel was. Er lag ook een verharde weg, dus toch maar de auto genomen. Dat bleek een avontuurlijke tocht. Een flinke klim op een weg waar keren of passeren geen optie was. Gelukkig niemand tegengekomen. Het laatste stuk toch geklommen en inderdaad het uitzicht over Monfrague was adembenemend.
De beloofde roofvogels op ooghoogte hielden siësta, daarvan waren er dus weinig te bespeuren. Zelfde tocht terug en gelukkig, weer geen tegenliggers. Dat had toch wel een probleempje opgeleverd.
Dan naar het belangrijkste uitzichtpunt, het Salto del Gitano, ook wel de gierenrots. Inderdaad vele roofvogels cirkelend boven de Taag en goed uitzicht hierop.
Een mooie Vale Gier tegen de rots, met jong.
Door naar Villareal de San Carlos, naar het bezoekerscentrum. Dat was binnen vijf minuten bekeken en terug naar Jaraicejo.
De vlakte van Bélen. Meteen ten oosten van Trujillo. Het is een weg waar links en rechts veel te zien is op vogelgebied. Midden op de dag is niet de beste tijd. Veel soorten laten zich dan niet zien, en het licht is hard. Toch veel kuifleeuweriken op paaltjes, kortteen-leeuweriken op de weg. Grauwe Gorzen in overvloed.
Een mooie kolonie bijeneters en goed te fotograferen.
’sAvonds wordt het beter, Steenuil. Rode wouw.
Dan is het beter om de route in omgekeerde richting te doen, dus komen vanuit Torrecillas de la Tiesa en dan rijden naar Bélen. Je hebt als bestuurder dan de zon achter je en de vogels blijven beter zitten en zijn beter te fotograferen.
De vlakte tussen Cáceres en Trujillo. Hier ook weer kans op de grote en kleine trap. Door het tijdstip van de dag (warme middag) en van het jaar (midden Mei, het gras stond al hoog) heb ik ze niet kunnen zien. Wel een Rode Patrijs, valk voor de auto. Ook hier weer veel leeuweriken, gorzen.
Maar ook een zuidelijke klapekster en een aantal Hoppen.
Het laatste stuk van de route, op de CC99, voorbij Santa Marta de Magasca, maar voordat je bij de A58 komt hangen nestkasten voor Scharrelaars aan de elektriciteitspalen. Veel bezet. Maar nog niet aan het broeden.
Voor deze route, net als die door de vlakte van Bélen geldt, dat je veel vanuit de auto doet. Uitstappen is maar op een heel beperkt aantal plaatsen mogelijk en een wandeling maken al helemaal niet. De Spanjaarden zijn kennelijk gewend aan geparkeerde auto’s op de niet zo brede wegen. Ze maken er dus geen probleem van, maar minderen ook geen snelheid en zoeven je dan rakelings voorbij.
De laatste route met de auto was die naar het Arrocampo stuwmeer.
Het water, dat wordt opgewarmd door de kerncentrale van Almaraz is aantrekkelijk voor veel watervogels. Er is bij Saucedilla een klein bezoekerscentrum waar je een kaartje van het gebied kunt krijgen. Ook zijn er vijf uitkijkhutten, allemaal op slot, maar de sleutels kun je ook in het bezoekerscentrum krijgen.
Je kunt door het gebied rijden over halfverharde paden en bij iedere hut parkeren. Ook zonder sleutel kun je vanaf de verhoogde toegang tot de hutten het gebied goed overzien. Ik heb daar oa een mooie familie purperkoet gezien.
Een aanrader vanuit de Finca is de wandeling ‘de Lus’ zoals door de gastheer/gastvrouw beschreven. Op de woensdagavond werden we uitgenodigd deze wandeling te maken bij schemering en donker om de Moorse Nachtzwaluw te horen en hopelijk te zien. Het werd een spannende tocht met inderdaad drie ‘visuele waarnemingen’ en gehoord hebben we ze ook, van links en rechts tegen elkaar inroepend. Een bijzondere ervaring. De tocht ’s avond leek niet spectaculair, afgezien van de nachtzwaluw. Maar vrijdags, bij licht nogmaals de tocht gemaakt en toen bleek het toch zeer de moeite waard. O.a. een koppel Adelaars in baltsvlucht, zo’s 10 meter boven ons. Een hop op het wandelpad, oliekever, bijeneters, mooie bloemen. Een wandeling die we zeker weer gaan doen bij ons bezoek volgend jaar aan de Extremadura.
Mooie foto’s weer!
Heel mooi Henk!
Wat een prachtplaten van de bijeneters.
Wat heb je veel gezien en gedaan Henk.
Je beschrijft het allemaal zo leuk en de bijbehorende foto’s zijn prachtig.
Mijn complimenten. Ik heb het met veel plezier bekeken en gelezen.
Mooie ‘reportage’ Henk! Temeer omdat ik je routes in gedachte kan volgen. Maar het weer dat wij hadden was tich wel heel afwijkens!!